Radio Bussum
In mijn prille jeugd bestond er nog géén TV. We hadden thuis wel een groot radiotoestel in de huiskamer. Als je de radio aanzette duurde het enige tijd voordat je wat hoorde. De radiobuizen waar mee de radio werkte, moesten namelijk eerst warm worden, pas daarna begon enig geluid hoorbaar te worden. Het afstemgedeelte bestond uit een geel verlicht, glazen plaatje met exotische namen zoals ‘Stavanger’ en ‘Bukarest’. Je kon bij het afstemmen allerlei onbekende talen op het toestel horen, voordat je bij het vertrouwde Nederlandse ‘Hilversum’ terecht kwam.
Ons huis, dat vroeger door twee gezinnen bewoond was geweest, kende op de bovenverdieping een geheimzinnig, zwart, bakelieten kastje met een knop. Als je er een koptelefoon of luidspreker op aansloot hoorde je ook geluid. Het bleek de Distributieradio te zijn, een soort radio via de kabel. Als ik ziek was maakte ik met een lange kabel een verbinding, zodat ik ook op mijn kamer naar de radio kon luisteren. Ook transistorradio’s waren er toen nog niet.
Op een goede dag kreeg ik een tijdschrift in handen; “Dr. Blan” stond erop. In het blad stonden interessante artikelen hoe je zelf op een eenvoudige manier een radio kon bouwen in een jampot ! De radio had dan ook de naam, een ‘Jampotontvanger’ te zijn. Mijn vader die bij de ‘NERA’,een radiostation van de PTT in Nederhorst ten Berg werkte, had veel verstand van radio’s en ik stelde hem voor, sàmen zo’n jampotontvanger te bouwen. Bij ‘Radio Velt’ een bekende Bussumse radiowinkel op de Huizerweg haalde ik de onderdelen en met mijn vader bouwde ik dit radiootje. Om draadjes aan elkaar te maken moest je kunnen solderen met een tinnen draadje en belangrijk was dan, dat je de goede kant van de hete solderbout vastpakte! Met schade en schande werd in ingewijd in de geheimen van solderen en het radiomakersvak.
We maakten van een koperen draad een lange antenne, die van mijn kamer naar een perenboom in onze tuin liep en toe kwam het moment om de radio uit te proberen. Mijn vader diepte uit doos op zolder, een koptelefoon op, die ingebouwd zat in een soort helmpje van militair kaki stof. Er zaten ook kleine microfoontjes aan die je om je hals diende te dragen. Mijn jampotontvanger, door mijn vader ook ‘kristalontvanger’ genoemd, werkte(!) en ingespannen luisterde ik naar het zwakke geluid. Nu had ik op mijn kamer en eigen radio ! Ik vroeg mijn vader naar de herkomst van de vreemde luidspreker in een kapje. Het verhaal dat ik toen hoorde was spannender dan een goed hoorspel op mijn eigen jampot-radio.
Mijn vader had tijdens de 2e Wereldoorlog bij Noordwijkerhout staan kijken naar een luchtgevecht tussen een Duits en een Engels jager. Daarbij was één van de toestellen neergeschoten en de ongelukkige piloot was met zijn parachute in een boom terecht gekomen. Mijn vader hielp de man uit de boom, maar hij bleek doorzeefd met kogels en stierf ter plekke. Mijn vader nam later zijn vliegerkapje mee en daarmee luisterde ik nu naar mijn radio! Elke keer als ik naar mijn radio luisterde en het kapje met enige eerbied opzette, zag ik het luchtgevecht en de afloop ervan voor me. Zo werd de Tweede Wereldoorlog voor mij, heel tastbaar en indringend.
Zou de Historische Kring van Bussum de geschiedenis ooit zo tastbaar kunnen maken? Een mooie opdracht !