Kinderarbeid
Was kinderarbeid al bij wet in Nederland verboden ( Kinderwetje van Houten 1874) toch waren er uitzonderingen. “Heitje voor een karweitje’ was een klusje om de kas van de padvinderij wat te spekken. Meestal bestond dat werkje uit boodschapjes doen of een auto wassen.
En dan was er het Huiswerk ! Ja, ook werk en dat kostte soms veel tijd. Ik herinner me huiswerk op de Lagere School dat bestond uit sommen maken. Ik worstelde met sommen die gingen in de trant van: Jan is vijf jaar jonger dan Kees en Piet is twee jaar ouder dan Jan. Samen zijn ze 50 jaar. Hoe oud is Piet ? Soms kon één van mijn zussen, die al op het Vitus college zat (en trots de groene schoolshawl met twee gele strepen mocht dragen), het verlossende antwoord geven met behulp van Algebra. Helaas had ik dan wel een uitkomst, maar de weg daar naartoe bleef mij een raadsel.
Later zou ook ik kennismaken met ‘de vergelijking met twee onbekenden’ en als parttime medewerker bij de CITO leerlingen gaan lastigvallen met examenvragen (CSE) voor het vak Aardrijkskunde. Daar kwamen geen ’onbekenden’ bij te pas !
Een ander lastig werkje was het vak Frans dat op de Lagere school in de 6e klas werd gegeven door de Bovenmeester/Hoofd der school( H. Hartschool) de heer van Dijen ( met sigaar !). “Le chat est sur le piano” was de eerste les en het vervelende was dat het beest zonodig van de piano af moest gaan en ervoor, erachter en eronder dook ! Die zogenaamde voorzetsels moest je dan in het Frans zien uit te vinden. Natuurlijk begon je ook met vervoegingen van de werkwoorden ‘zijn’ (être) en ‘hebben’ ( avoir) Als leerling met een Franse naam was ik altijd de klos met een beurt.
Op de Middelbare school werd die last nog vergroot met Duits en Engels. Wie durft niet te spreken van ‘kinderarbeid !!! Het had wel effect en vijftig jaar na dato kan ik nog rijtjes opdreunen als :”Mit, nach bei, seit,.. gemäss en Durch, für, ohne, um, bis….entlang. Fransen in mijn dorp verbazen zich over onze talenkennis en de verklaring vinden zij in het ‘talent’ dat Nederlanders zouden hebben. In vergelijking met andere Europeanen blijkt ons onderwijssysteem geweldig goed. Een voorwaarde om je in Frankrijk te kunnen handhaven.
Serieuzer werd het echte werken toen ik ouder werd, ik meen 15 of 16 . Een prettige aanvulling op het zakgeld leverde een vakantiebaantje. Ik kan mij verschillende baantjes herinneren; bessen plukken, schoffelen op de kwekerij van Mauritz-Bussum. Verven met menie van metalen constructies ( Blaas-Bussum), deksels velzen bij vatenfabriek Verma -Utrecht. Het had wel degelijk voordelen om eens kennis te maken met het werkende deel van de samenleving. Je kreeg te maken met arbeidsverhoudingen, de prikklok en soms taaie monotone arbeid; volgens mijn ouders een goede leerschool en argument om je verdere studie gemotiveerd aan te pakken. Via een zus, die werkte bij de NRU, de voorloper van de NOS, kon ik op een gegeven moment een vakantiebaantje krijgen op de drukkerij van de radio-unie en een jaar later op de Discotheek te Hilversum.
Die ‘discotheek’ had niets met dansen van doen ! Het was mijn taak om grammofoonplaten in een geweldig labyrint van stalen kasten op te bergen en ook op te zoeken. Om dat laatste te doen, kreeg ik lijstjes van platen. Zo ontmoette ik omroepcoryfeeën van toen, die een eigen radioprogramma hadden: Willem Duys, Corry Brokken, Herman Emmink, Kees Schilperoort enz. Het was best wel leuk deze BN’ers eens in levende lijve te zien en kennis te maken met hun muziekkeus. Zo zou ik in mijn jeugd, door vakantiewerk, toch ook betrokken worden bij het feit dat Hilversum en Bussum dè plaatsen in Nederland waren, bekend van Radio en TV .