Mijn konijn
Toen ik nog een jongen was kon men mij niet plezieren met een autoritje. Ik kreeg vreselijk last van wagenziekte wat meestal uitmondde in overgeven en een beroerd gevoel. Daarom besloten mijn ouders me niet meer mee te nemen naar ons vakantieadres in Zwitserland, maar ik mocht dan uit logeren gaan bij een oom en tante in Noordwijkerhout,.
Mijn oom en tante waren aardige mensen en hadden een grote tuin. Een deel was een moestuin, in een ander deel liepen kippen rond en er stonden ook enkele konijnenhokken. Het verzorgen en voeren van de dieren vond ik een leuk werkje en het allerleukste vond ik het hok waar een konijnenpaar een heleboel kleintjes had. Het waren kleine pluizige diertjes net speelgoedbeestjes. Toen de logeerpartij over was kreeg ik een prachtig cadeau. Ik mocht een klein konijntje uitzoeken om mee naar huis te nemen. Ik was zielsgelukkig met mijn keus. Een wit konijntje met rode oogjes, een plaatje! Het beestje werd in een kartonnen doos gezet en trots ging ik er mee naar huis. Nu had ik een eigen huisdier ‘Truutje’ was zijn naam.
Mijn vader kreeg de klus, een echt degelijk konijnenhok te timmeren. Dat kwam helemaal goed en ‘Truutje werd gehuisvest in een proper en goed te onderhouden hok. Eén ding ontbrak, namelijk stro waarop zo’n konijn zou moeten zitten. Waar vond je in het deftige Bussum nog een boer die stro had?
Ik herinnerde mij dat er nog een boer was aan de Huizerweg. Tegenover de banketbakkerij ‘Bultink’ bevond zich een ingang naar het Mouwtje. Even verderop, naast de Brandsma ULO, bevond zich in mijn jeugd, een zandpad. Rechts daarvan had je de kwekerij van de bloemist Slappendel. Volgde je het pad naar beneden dan kwam je bij het Bijenhuisje van de Bussumse imkers. Net daarvoor bevond zich nog een boerenschuur met vee. Voorzien van een grote jute zak ging ik naar deze ‘Laatste der Mohikanen’, om voor een kwartje mijn zak te laten vullen met stro. Mijn plan lukte. Bij de schuur liep een echte boer met een blauwe kiel, op klompen en voorzien ook van een wat schuin staande boerenpet. Hij reageerde wat nors, toen hij werd gestoord in zijn arbeid. In de deuropening van de schuur had hij een konijn opgehangen dat hij ontdeed van zijn pels. Dat was wel even schrikken! Beladen met een grote zak geel stro, keerde ik naar mijn lévende konijn terug.
Mijn konijn is heel oud geworden. Regelmatig zocht ik naast het groenteafval en de konijnenbix dat ik hem voerde, ook in bermen naar zogenaamde paardenstekken: de rozetten van de paardebloem. Daar was mijn Truutje gek op. Regelmatig keerde ik naar ‘de laatste boer van Bussum’ terug, tot vreugde van mijn konijn, die comfortabel, fris en droog zat op het mooie, gele stro. Noch mijn konijn, noch de Bussumsche boer had het eeuwige leven en beiden verdwenen definitief van het toneel. Dierenliefhebber ben ik nog altijd gebleven. Naast een hond en een kat heb ik tienduizenden bijen!