Unieke Bussumse verzameling
Het verzamelen, knippen en opplakken van bonnetjes en zegels was een bekende bezigheid die in het huishouden tijdens mijn jeugd een regelmatig terugkerende bezigheid vormde. Met een volgeplakt zegelboekje beloofde bijvoorbeeld de grootgrutter A.H. je mooie voordelige cadeaus. Zo verkreeg ik mijn eerste grote verrekijker via het PMC spaarsysteem van A.H. en kon ik mijn lange zeekijker, waarmee ik vogels trachtte te observeren, verruilen voor een handige prisma kijker.
Sparen en verzamelen deed ik zelf ook. Het was toen ook niet zozeer de vraag òf je verzamelde, maar wàt je verzamelde. Natuurlijk begon dat met postzegels, maar ook plaatjes die geleverd werden bij sigaretten en tabaksvloeitjes, waren een gewild object. Bussum kende in mijn tijd speciale postzegel- en muntverzamelaars winkels waar je terecht kon voor albums, catalogi en de felbegeerde ontbrekende munt of postzegel. Het postzegel-verzamelen gaf ik al snel op. De vele lege bladzijden in mijn album met de plaatjes van de onbereikbare oude en zelfs ongetande zegels, maakten, dat bij mij de verzamelaars-moed in de schoenen zakte. Het afweken van de postzegels van oude brieven en kaarten bood mij geen soelaas om te kunnem verwachten zo'n verzameling compleet te krijgen. Een andere, misschien wat macaber aandoende verzamelwoede kwam daarvoor in de plaats. Het verzamelen van vogelschedels!
Als natuurliefhebber en vogelaar had ik aan de vloedlijn en langs de verkeerswegen wel bijzondere vogels dood zien liggen. De soms nog prachtige kleuren en vormen van de dieren fascineerden mij. Langs de weg vond ik wel dode merels en ook grotere dieren zoals reigers, roofvogels en ook egels. Regelmatig liet ik mijn vader met de auto stoppen om een aangereden 'beest' dat naast de weg lag, eens nader te bekijken. Op de Crailose heide vond ik mijn eerste verzamelobject, een konijnenschedel, mooi wit en compleet met tanden. Vele 'artefacten' zouden nog volgen, maar ik zag mij geplaatst voor de opgave een dode vogel om te zetten in een schedeltje. Begraven in onze tuin van het onderdeel was wel een optie, maar voordat je een schedeltje had, was je maanden verder. Het maken van bouillon met een soepbot, zoals mijn moeder dat deed, bracht me op een idee. Het zachtjes laten koken van een vogelkopje, moest hetzelfde effect hebben als het koken van een schenkel. Op uitdrukkelijk verzoek van mijn moeder deed ik dat werk buiten met behulp van een oud oliestel. Met succes, ofschoon niet alles direct vlekkeloos verliep!
Eerst moest ik met veel tact de familieleden overtuigen dat deze macabere bezigheid een schier wetenschappelijk verzameldoel diende. Daarnaast bemerkte ik dat het moeizaam verkregen vogelschedeltje bij bleken in waterstofperoxide, bijna helemaal oploste ! De concentratie bleek te sterk ! Toch lukte het mij een verzameling aan te leggen van de bekende tuinvogels met daarnaast enkele bijzonderheden zoals de specht. Aan de schedelbouw was duidelijk te zien waardoor deze houtbewerker geen koppijn kreeg tijdens zijn gehak in een boomstam. De snavel is min of meer verend opgehangen ! Geleidelijk breidde mijn verzameling zich uit, maar partners om mee te ruilen waren niet te vinden. Tenslotte bouwde ik met mijn vader een speciaal kastje om de toch kwetsbare objecten in ten toon te stellen. Dat kastje staat nu nog steeds bij mij op zolder. Mijn vrouw is voor mijn verzameling niet echt geporteerd. Mij herinnert het echter nog aan mijn Bussumse periode, waarin ik alle tijd had om in het Gooi stad en land af te zoeken naar een mooi vogelhoofd voor mijn unieke verzameling.