K.P.C. de Bazel, architect
Nol Verhagen
Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting
Getekend portret van K.P.C. de Bazel,
|
De Bussumse architect Karel Petrus Cornelis de Bazel (1869-1923) is landelijk vooral bekend als de architect van het kantoor van de Nederlandsche Handel- Maatschappij (NHM) aan de Vijzelstraat in Amsterdam, dat nu bekend staat als: De Bazel. Dat is een eer die voor zover ik weet geen enkele andere Nederlandse architect te beurt is gevallen. Maar in Bussum blijft de herinnering aan De Bazel levend in de vorm van een groot aantal woonhuizen en woningcomplexen die hier zijn gerealiseerd.
De K.P.C. de Bazelstraat
Tot de verbeelding spreken ongetwijfeld villa Meentwijck aan de Groothertoginnelaan, gebouwd in 1912, en de modelboerderij Oud Bussem, gebouwd tussen 1903 en 1905. Maar De Bazel bouwde niet alleen voor de rijken. In een bijlage bij het proefschrift "K.P.C. de Bazel – Architect" van Adriaan Wessel Reinink uit 1965 staan alle uitgevoerde bouwwerken van de hand van De Bazel opgesomd. Daarin vind je behalve de villa’s heel wat keren de aanduiding arbeiderswoning, tuinmanswoning, knechtswoning, brugwachters-woning of boswachterswoning.
In Bussum is De Bazel ook werkzaam geweest voor de Algemeene Arbeiders Bouwvereeniging (AAB). Voor deze bouwvereniging tekende De Bazel honderden woningen die tussen 1918 en 1923 werden gerealiseerd in wat later de Godelindebuurt zou worden genoemd.
Deze wijk, grofweg tussen de Huizerweg en de Voormeulenweg gesitueerd, lag destijds ver buiten de bebouwde kom van Bussum, in een gebied dat pas aan het begin van de vorige eeuw door een grondruil met Hilversum tot de gemeente Bussum was gaan horen. Hans Jonker heeft daar in Bussums Historisch Tijdschrift Bussums Historisch Tijdschrift 23/2 (2007) 4-10 een mooi artikel over geschreven. De buurt wordt doorsneden door de K.P.C. de Bazelstraat, een mooie herinnering aan de architect van deze wijk.
In hout gebouwd
Interessant is verder het houten woonhuis dat De Bazel al in 1903 voor A.J. van der Vies bouwde aan de Rijksstraatweg, nu Amersfoortsestraatweg 31. Dit adres lag destijds in de Verboden Kring die behoorde bij Werk V, gelegen op de plek waar nu het viaduct over de A1 aan het eind van de Huizerweg ligt. Werk V was onderdeel van de ring van verdedigingswerken ten zuiden van de Vesting Naarden. Hoewel Werk V eigenlijk niet veel om het lijf had, mocht er in de omgeving niet in steen worden gebouwd. Ik vraag hier speciaal aandacht voor omdat het huis ondanks deze historische betekenis op de nominatie staat om gesloopt te worden ten behoeve van nieuwbouw.
Landarbeidershuisje op landgoed Oud Bussem |
Kuren
Voor zichzelf bouwde De Bazel in 1921 aan de Koningslaan 21a een bescheiden woonhuis. Hij heeft er niet lang van kunnen genieten, want in 1923 overleed hij onverwacht in de trein, pas 54 jaar oud. Het is verbazingwekkend dat De Bazel zoveel bouwprojecten heeft weten te realiseren, want hij had een zwakke gezondheid. Al op jonge leeftijd leed hij aan inzinkingen. Het is niet helemaal duidelijk wat de aard van deze inzinkingen was. In elk geval moest hij verschillende keren ‘kuren’ om te herstellen, de laatste keer in 1921/1922, kort voor zijn dood.
Maar ook om andere redenen is de carrière van De Bazel verbazingwekkend te noemen. Het lag namelijk helemaal niet voor de hand dat hij een beroemd architect zou worden.
Ambachtelijke perfectie
Karel de Bazel werd in 1869 in Den Helder geboren in een eenvoudig milieu. Zijn vader was conciërge bij de Marine. Na de lagere school en een verhuizing naar Den Haag ging De Bazel in de leer bij een timmerman, bij wie hij zich tot volleerd ambachtsman ontwikkelde. Hij hield er een levenslange passie voor ambachtelijke perfectie aan over: hij kon een timmerman voordoen hoe hij moest timmeren en een metselaar hoe hij moest metselen. Later ontwierp hij niet alleen gebouwen, maar ook meubels, interieur, tapijten en serviezen, en hij tekende in 1913 zelfs een serie postzegels ter herdenking van de troonsbestijging van Koning Willem I in 1813.
Het eerste contingent arbeiderswoningen uit 1918 aan de Adelheistraat
|
Naast zijn werk bij de timmerman schreef de 13-jarige Karel zich in 1882 in voor de avondcursus bouwkunde aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag, waar hij in 1888 afstudeerde; hij was toen 19 jaar. Al snel daarna ging hij aan de slag op het Amsterdamse kantoor van de beroemde architect P.H.J. Cuypers, gevestigd in het door Cuypers gebouwde Rijksmuseum. Cuypers had al gauw zoveel vertrouwen in de jonge De Bazel dat hij hem de rol van opzichter bij de bouw van de Sint-Vituskerk in Hilversum toevertrouwde. Aan het einde van die periode (1892) werd De Bazel voor de eerste keer zwaar ziek en moest hij gaan kuren in Duitsland.
Kunstenaar en bouwmeester
Terug in Amsterdam kwam de van huis uit katholieke De Bazel in contact met kunstenaars en intellectuelen die op zoek waren naar een nieuwe zingeving en een nieuwe houding tegenover religie, kerk en maatschappij. Hij kwam te verkeren in revolutionaire, zelfs anarchistische kringen, maar maakte ook kennis met de theosofie en de vrijmetselarij. Uiteindelijk zou hij voor de laatste twee bewegingen kiezen, die hij de rest van zijn leven trouw zou blijven. Door deze ontwikkeling raakte hij wel vervreemd van het traditioneel katholieke milieu van zijn werkgever Cuypers.
In 1895 begon hij samen met zijn collega Matthieu Lauweriks een eigen atelier voor woninginrichting, meubels, grafische vormgeving en dergelijke. In hun denken en werken werden ze sterk beïnvloed door de arts-and-craftsbeweging van de Engelsman William Morris, die net als De Bazel (en veel andere architecten uit die tijd) groot belang hechtte aan ouderwetse ambachtelijkheid. De flirt met revolutionaire ideeën bleek van korte duur. De Bazel ontwikkelde zich al snel tot een religieus geïnspireerd kunstenaar, ook al was die inspiratie niet aan een kerkgenootschap gebonden. Als theosoof geloofde De Bazel in het bestaan van een goddelijke macht die de wereld en de mensheid tot een steeds grotere perfectie brengt. Ik gebruikte hierboven het woord kunstenaar, omdat De Bazel door zijn omgeving en zijn collega-architecten zo werd gezien. Hij voelde zich ook bouwmeester in de zin waarin dit woord in de vrijmetselarij wordt gebruikt: niet alleen een bouwer van huizen, maar ook van een betere wereld, waarvan de beginselen in een kosmische ordening van het Al zijn gefundeerd.
Ontwerpen op systeem
Dat moge allemaal in onze moderne oren wat vaag en esoterisch klinken, het stond een heel concrete toepassing in de bouwkunde niet in de weg. De Bazel was een van de eersten die, samen met enkele tijdgenoten onder wie H.P. Berlage, ‘op systeem’ ontwierp, wat betekent dat aan een ontwerp een strikte toepassing van geometrische figuren (driehoek, vierkant, rechthoek of cirkel) ten grondslag ligt. De Bazel schreef daarover al in 1898, toen hij zelf nog geen enkel bouwwerk had gerealiseerd!
Door het hanteren van een systeem zal het ontwerp ‘eenheid in veelheid’ vertonen, een expressie van ‘het goddelijke’ in de schepping. Zo tekende hij voor een van zijn eerste opdrachten, de modelboerderij Oud Bussem, een kantoor-annex-woning op een vaste maat van 85 cm. Hij ging daarbij uit van de binnenruimten: lengte, breedte en hoogte vertonen allemaal een veelvoud van 85 cm. Met andere woorden, de ‘eenheid in veelheid’ ontstaat vanuit het binnenste van het gebouw en niet vanuit de buitenkant: de buitengevel werd als het ware om de evenwichtig ontworpen binnenruimte heen gebouwd. De Bazel heeft dit systeem zijn leven lang toegepast. Uiteraard niet altijd op een maat van 85 x 85 cm: voor het kantoor van de NHM hanteerde hij als grondmaat een rechthoek van 360 x 320 m, die terug te voeren is op lengten en breedten van 90 en 80 cm. Overigens ontwierp De Bazel voor dit gebouw ook de meubels en de betimmering in de directiekantoren.
De K.P.C. de Bazelstraat in de 21ste eeuw |
De Bazel en Van Eeden
Het wekt verbazing dat de dorpsgenoten De Bazel en Van Eeden naar het zich laat aanzien geen grote rol in elkaars leven hebben gespeeld, hoewel zij in zekere zin geestverwanten waren. In de biografie van Van Eeden door Jan Fontijn wordt De Bazel maar tweemaal genoemd. De eerste keer in 1899 in verband met de bouw door De Bazel van een huis voor Van Eedens vriend Lodewijk van Deijssel, een van de eerste opdrachten van De Bazel in het Gooi. De tweede keer in verband met Van Eedens plan uit 1918 voor een Lichtstad. Dat plan leek als twee druppels water op een eerder ontwerp van De Bazel uit 1905 voor een Wereldhoofdstad bij Den Haag. Beide plannen hadden een sterk idealistisch, om niet te zeggen utopisch karakter en pasten in het zogenoemde Internationalisme van die dagen: het streven naar en het geloof in verbetering van de verstandhouding en de samenwerking tussen de naties. Beide plannen kwamen niet verder dan de tekentafel.
De Bazel heeft echter ook enkele ontwerpopdrachten voor Van Eeden uitgevoerd, zoals door Hans Jonker beschreven in zijn artikel ‘Alternatieve chocola uit Bussum’, in Bussums Historisch Tijdschrift, Bussums Historisch Tijdschrift 22/3 (2006) 4-15
Hij tekende een uitbreiding van de bakkerij en een chocoladewerkplaats op Walden en een uitbreiding van Van Eedens villa De Lelie aan de Nieuwe ’s Gravelandseweg. Deze ontwerpen werden in de loop van 1906 uitgevoerd. Walden raakte in die periode in steeds grotere problemen en ging in oktober 1907 failliet. De Bazel ontving in februari 1907 na enig geharrewar een envelop met inhoud: een briefje van 1000 gulden (nu ongeveer 10.000 euro), waarvan hij 164,17 gulden moest retourneren. Hoewel ze beiden idealisten waren met belangstelling voor het hogere, hadden de zakelijke De Bazel en de dweperige Van Eeden verder weinig met elkaar gemeen. Vrienden zijn ze nooit geworden.
Bronnen
- Adriaan Wessel Reinink, K.P.C. de Bazel – Architect. Proefschrift. Universitaire Pers, Leiden (1965).
- Marty Bax, K.P. C. de Bazel (1869-1923), vormgever van een nieuwe wereld. Bekking en Blitz Uitgevers, Amersfoort (2011)
- Hans Jonker, ‘Alternatieve chocola uit Bussum’, in: Bussums Historisch Tijdschrift, Bussums Historisch Tijdschrift 22/3 (2006) 4-15
- Hans Jonker, ‘Het ontstaan van de Godelindebuurt’, in: Bussums Historisch Tijdschrift, Bussums Historisch Tijdschrift 23/2 (2007) 4-10