Hoe de heuvels rond Naarden en Bussum verdwenen
Eric Bor
Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting
Omstreeks 1355 was Naarden voorzien van een aarden omwalling en een gracht. Bij de Stichtse Oorlog van 1481 bleek al dat deze niet voldoende waren om invallers uit het Sticht buiten de stad te houden. Na het Bloedbad van Naarden in 1572, waarbij de Spanjaarden in de stad die zich al had overgegeven 800 burgers, inclusief vrouwen en kinderen, vermoordden, de stad plunderden en in brand staken alsmede de stadsmuren afbraken, was het duidelijk dat Naarden een betere verdediging nodig had. Ook Amsterdam had hier baat bij, want Naarden lag op een relatief smalle droge strook land tussen het Naardermeer en de Zuiderzee, waardoor Naarden, indien sterk genoeg, in staat was belagers uit oostelijke richting weg te houden bij Amsterdam.
Men begon met de aanleg van vestingwallen met een diepe gracht eromheen. Daarvoor was veel zand nodig, dat werd afgegraven rond de vesting. De heuvels rond de stad maakten Naarden kwetsbaar. In 1651 onderzocht de stad Naarden de mogelijkheid een zandvaart naar Bussum te graven om de heuvels aan de Kerkweg (de tegenwoordige Lambertus Hortensiuslaan) te verwijderen.De beruchtste van die heuvels was de Galgeberg (de plek waar de galg stond). De Staten van Holland en West-Friesland gingen akkoord onder voorwaarde dat de stad voor twee bruggen en twee wegen langs de vaart zou zorgen. Het graafwerk begon in 1654
Zandwinning bij Nieuw Valkeveen. Illustratie Gemeentearchief Gooise Meren
|
Franse inval
De afgraving had – gezien vanuit Naarden was veel zand nodig, dat werd afgegraven – de Galgeberg nog niet bereikt toen de Fransen in juni 1672 de vesting binnen vielen en innamen. De Franse commandant nam direct allerlei maatregelen om de vesting verder te versterken. Gelukkig hadden de Fransen weinig kanonnen in de vesting.
Met kanonbeschietingen vanaf de Galgeberg ten zuiden en vanaf de Zuiderzeekant ten noorden van de vesting slaagde prins Willem III er in 1673 in zijn manschappen via loopgraven aan de oostkant de vesting te laten naderen en bestormen, waarna de Fransen al spoedig capituleerden. Hiermee was het voor de Staten duidelijk, dat de vesting verder verbeterd moest worden, onder andere door het aantal stadspoorten terug te brengen tot twee. Bovendien moest het land eromheen worden afgegraven om een vrij schootsveld te krijgen. Men verwachtte dat het land ook onder water gezet zou kunnen worden.
Werkgelegenheid voor Bussum
In 1674 geboden de Staten dat al het hoge land tot op 300 roeden (ruim een kilometer) rond Naarden afgegraven moest worden. Ten behoeve van de afvoer van het zand bepaalden de Staten dat de Naarder- en Muidertrekvaart en de Zandvaart parallel aan de Kerkweg naar Bussum zo diep gehouden moesten worden, dat de zandschepen er ongehinderd door konden. Het zand werd naar Amsterdam voor verkoop afgevoerd om zo de kosten te dekken.
De afzanding kwam de werkgelegenheid van de Bussumers ten goede, want tot dan toe had Naarden, zich baserend op een octrooi van Karel V uit 1531, in Bussum alle ambachten verboden. Zelfs een eigen bakkerij mocht Bussum niet hebben. Alleen spinnen was toegestaan, want er moest ten behoeve van de florerende Naarder lakenindustrie (laken was een wollen stof) zoveel wol gesponnen worden, dat men aan de spinners in de vesting niet genoeg had. uitoefenden
Verbod op zandwinning in het Gooi,
|
Ook de behoefte aan zandschippers was zo groot dat dit ambacht de Bussumers niet verboden kon worden. De eerste schout van Bussum, J.J. Thierens, schreef in 1820: ‘Eindelijk is hier nog eene tak van bestaan […] namelijk de zanderij of afzanding der hoge gronden tot het formeeren eener inundatie der vesting Naarden. Aan het werk van derzelve zijn alleen de getrouwe ingezetenen van Bussum en Naarden gerechtigd: deze verschaft aan 100 menschen uit beide plaatsen bij eene drukken scheepvaart werk.’
In 1795 waren er tien Bussumse zandschepen. Van verscheidene schippers zijn de namen bekend. Frans de Gooijer beschreef in het decembernummer van 2005 Bussums Historisch Tijdschrift 21/3 (2005) 13-22 de vijf generaties van de familie Post die dit beroep
Leliepeil
Er ontstond langzaamaan een net van zanderijsloten, dat steeds verder werd uitgebreid naar het oosten (Valkeveen) en naar het zuiden (Bussum). In de zanderijen werd het zand met kruiwagens in de schepen gestort. De volle schepen boomde men door de lange ondiepe sloten naar de buitengracht van de vesting. Doordat in Nederland de westenwind overheerst, kon men meestal niet onder zeil via de Muidertrekvaart naar Amsterdam laveren. Doorgaans moest de schuit dus lopend op het jaagpad getrokken worden, waarbij trekker en roerganger elkaar nu en dan afwisselden.
Omdat er voor de afzanding aanvankelijk geen hoogte was afgesproken, kwamen er veel onregelmatigheden en zelfs misbruik voor. Nadat de Staten in 1723 de hoge gronden hadden aangekocht, gaven ze die slechts uit aan schippers die zich bij de afgraving wilden houden aan een door de Staten vastgesteld, algemeen peil: 17 Rijnlandse duimen (47 cm) boven het Naarder zomerpeil.Bij de hoofdgracht van de vesting werden bij beide stadspoorten peilschalen aangebracht waarop deze hoogte met een lelie gemarkeerd werd. De hoogte voor de afzanding heette voortaan het Leliepeil. De schippers mochten uitsluitend zand rondom Naarden halen, op straffe van verbeurd verklaring van hun schip.
Zandwinning op de Bussumer Eng, nu de Groene Long |
Voortgang
De afzanding ging ondanks de primitieve middelen die ervoor werden aangewend best voorspoedig: in 1750 was men in zuidelijke richting gekomen tot waar nu de Brediusweg ligt. In oostelijke richting ontstond op den duur een minder regelmatig afzandingspatroon, onder meer omdat daar al villa’s waren gebouwd. De zwarte bovengrond werd meestal niet afgevoerd, maar teruggestort. Voor de Gooise meentgronden die voor afgraving bestemd waren, golden zelfs nauwkeurige voorschriften voor de terugstorting.
De afgezande grond bleek erg geschikt voor tuinbouwdoeleinden (hetgeen in de hand werd gewerkt door af en toe toch wat minder diep te graven dan het Leliepeil). In de tweede helft van de 18de eeuw vestigden zich de eerstehoveniers in het afgezande gebied.
Omstreeks 1796 werd de Bussumse haven gegraven als verlengstuk van de Zandvaart. In 1850 was de afzanding gevorderd tot de Oud-Bussummerweg en daarna werd er nog gegraven tot aan de Huizerweg.
Vanaf 1920 werd het zand uit de zuidoosthoek van Bussum niet langer per schip vervoerd, maar ging het vanuit de zanderij van Oud Bussem per smalspoorttreintje over een speciaal aangelegd spoor naar nabije locaties die zand nodig hadden, zoals bijvoorbeeld de Vondellaan.
De zanderijsloten rond Naarden, geprojecteerd op de
|
Zanderij Crailoo
Toen de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij omstreeks 1870 de spoorlijn van Hilversum naar Amsterdam aanlegde, werd er heel wat zand rond zanderij Crailoo weg gegraven. Daar is onder meer de spoordijk door het Naardermeer mee aangelegd. Het grootste deel verdween echter naar het altijd om zand verlegen Amsterdam. De Erfgooiers organisatie Stad en Lande was eigenaar van het gebied en verdiende zo een flinke som geld.
De concessie van de spoorwegen bleef ook geldig toen het Goois Natuurreservaat in 1932 eigenaar werd van de grond. Tot 1970 werden er duizenden kubieke meters afgegraven. De afgezande terreinen zijn tegenwoordig in gebruik als sportvelden (de welbekende Sportvallei), als werkterrein van ProRail en als natuurgebied.
Voormalige zanderij Crailo, nu natuurgebied |
Ze behoorden bij de zanderij Crailoo. Er zijn daar nooit zanderijsloten geweest, maar je vindt er wel de Zanderijweg. In 1926 werd de militaire functie van de vesting opgeheven en werden de afgezande gebieden vrijgegeven voor bebouwing: Naarden mocht eindelijk buiten de vesting gaan bouwen. In het niet-bebouwde gebied tussen Naarden en Bussum dat in gebruik is bij tuinderijen en boomkwekers, vind je nog zanderijsloten, zij het soms in behoorlijk vervallen staat. Het gebied is nooit onder water gezet.
Henk Schaftenaar heeft in 2010 in De Omroeper uiteengezet dat dat ook helemaal niet kon, omdat het feitelijke afzandingsniveau hoger lag dan de Zuiderzee, waar het water vandaan moest komen.
Bronnen
- J.I. Kloosterhuis, Zandafgraving in het Gooi, 1955
- Oneindig Noord-Holland, De zandafgravingen in het Gooi. www.onh.nl
- Gemeentearchief Bussum: Brievenboek Thierens
- J.V.M. Out, Die van Lage Bussum, Kerckebosch-Zeist 1976
- A.C.J. de Vranckrijker, De historie van de vesting Naarden, Bussum 1973
- H. Schaftenaar, ‘Schootsveld van Naarden nooit geïnundeerd’, in: De Omroeper, jaargang 23, nr. 2, 2010
- Niek Engbers, Afzandingen in het Gooi, Wageningen 2017