Herman Ruys
Herman Ruys was net als Kemper actief binnen De Vliegende Brigade. Hij werd in september 1943 samen met andere groepsleden opgepakt bij een inval in de Jeugdkapel aan de Meentweg. Ook hij werd op 23 oktober van dat jaar in de Bloemendaalse duinen gefusilleerd.
Gelukkig gezin
Herman Ruys werd op 19 januari 1923 in de Parklaan 17 in Bussum geboren. Hij was de middelste van drie zonen en groeide op in een hecht, harmonisch, gelovig gezin. Vader Gerrit Ruys was advocaat-notaris en moeder Hannie Ruys-Bavinck was onder andere actief binnen de ‘Nederlandsche Vrouwenbond tot Verhooging van het Zedelijk Bewustzijn’. En zij was hoofdbestuurslid van het Bussumse Tehuis voor meisjes.
In juni 1926 verhuisde het gezin naar Villa Oldeberm aan de H.J. Schimmellaan 1 in het Spiegel (nu omgenummerd tot nummer 9). Net als zijn broers Theo en Hugo ging hij naar het Christelijke Lyceum in Bussum (nu Willem de Zwijger College).
Zie ook Gerrit Ruys en Hugo F. Ruys
Vliegende Brigade
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak was Herman net begonnen aan zijn studie aan de MTS, hij woonde nog thuis. Vanaf de eerste oorlogsjaren was zijn jongere broer Hugo actief betrokken bij de Paroolgroep. Herman hielp Hugo aanvankelijk met het verspreiden van de illegale krant Het Parool en hij was enige tijd betrokken bij de Dienst Wim. Dienst Wim was een spionagenetwerk dat gegevens verzamelde ten behoeve van de geallieerden.
In 1943 sloot Herman zich aan bij De Vliegende Brigade. Deze verzetsgroep bestond voornamelijk uit studenten woonachtig in het Spiegel. Eén van hen, zijn oud-klasgenoot Johan L. Kemper, stond in verbinding met de verzetsmannen Martinus en Karel Raben. De Vliegende Brigade hield zich onder andere bezig met sabotage, spionage, overvallen en het voorbereiden van moordaanslagen. Zij kwamen vaak samen in de Jeugdkapel aan de Meentweg 54.
Op 9 september 1943 werd de 21-jarige Herman daar, na verraad, samen met zes anderen opgepakt door de SD onder leiding van Friedrich Christian Viebahn en Emil Rühl.
Zodra Hugo hoorde dat zijn broer was gearresteerd spoedde hij zich naar de domineeswoning naast de Jeugdkapel. Ook Hugo werd ingerekend, maar hij kwam na drie weken weer vrij. Herman zou nooit meer thuiskomen.
Na een zogenaamd proces werden Herman Ruys, Joop Kemper, de gebroeders Raben en nog drie jongemannen van De Vliegende Brigade op 23 oktober 1943 gefusilleerd in de Bloemendaalse duinen.
Herman ligt op de Eerebegraafplaats Bloemendaal naast zijn vriend Joop Kemper (en zijn broer Hugo). Op zijn grafsteen staat de tekst: ‘Mijn schilt en de betrouwen zijt ghij, o Godt, mijn Heer!’.
Jarenlang heeft een fotocollage van deze zeven verzetsstrijders van De Vliegende Brigade op het bureau van Koningin Wilhelmina gestaan.
Familiedrama
Na zijn vrijlating hervatte Hugo onverschrokken zijn werk voor Het Parool. Op 12 januari 1945 ’s avonds ging het toch mis. Hij werd aangehouden omdat hij zonder licht fietste. In zijn fietstassen vonden de Duitsers exemplaren van Het Parool.
Hugo werd gearresteerd en overgebracht naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam. Nog diezelfde avond volgde een huiszoeking in zijn ouderlijk huis aan de H.J. Schimmellaan 1. Daar werd ‘bezwarend materiaal’ aangetroffen waaruit bleek dat vader Gerrit als notaris Joodse mensen had geholpen hun bezit veilig te stellen. De ouders werden gearresteerd. Theo, de oudste zoon, wist op het nippertje te ontsnappen.
Op 7 maart 1945 werd de 20-jarige Hugo, hij was de jongste, samen met veertien andere mannen op de Haarlemse Dreef gefusilleerd. Een zoveelste represaille, dit keer voor de door Hannie Schaft en Truus Oversteegen in Haarlem gepleegde moord op de opperwachtmeester der Staatspolitie Willem Zirkzee.
Weduwe Ruys
Moeder Hannie was ruim drie maanden na haar arrestatie vrijgelaten uit het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg in Amsterdam. Gerrit zou nooit meer vrijkomen. Hij werd vanuit het Huis van Bewaring op de Weteringschans in Amsterdam overgebracht naar kamp Amersfoort. Zijn ter doodveroordeling werd omgezet in gevangenisstraf. Op 15 maart 1945 werd Gerrit met de laatste trein vanuit kamp Amersfoort naar kamp Hanau, een buitenkamp van concentratiekamp Neuengamme, gedeporteerd. Hij overleed op 5 (of 6) april 1945 volgens de officiële lezing aan dysenterie of aan uitputting.
Hannie Ruys kreeg pas in augustus van dat jaar te horen dat haar man, net als twee van haar zonen, de oorlog niet had overleefd. Uit documenten in het familiearchief blijkt dat haar diepe religiositeit en de grote steun van haar naasten maakten dat zij haar leed kon dragen:
‘…. De wetenschap dat hij , hereenigd met onzen Herman en Hugo – die beiden hun leven gaven voor het Vaderland – nu tezamen met hen, zich veilig en geborgen weten mag in zijn Heer een Heiland, is onze eenige maar groote troost’.
Eerbetoon
Meneer De Vree, vader van een gezin met dertien kinderen, was chauffeur en tuinman bij de familie Ruys. Twee zoons die na de Tweede Wereldoorlog waren geboren, werden uit respect voor Herman en Hugo naar hen vernoemd.
In de Spieghelkerk aan de Nieuwe Hilversumseweg in Bussum hangt een gedenkplaat voor de omgekomen gemeenteleden, waaronder de mannen Ruys.
In de hal van het Willem de Zwijger College in Bussum bevindt zich een herdenkingsplaquette met daarop de namen van Gerrit, Hugo en Herman Ruys.
Bij de bouw van een naoorlogse wijk in Bussum Zuid is ervoor gekozen om negen straatnamen te vernoemen naar elf verzetsmensen. De Ruysstraat is er een van.
Bronnen
- Privéarchief van de familie Ruys.
- Paul Schneiders, ‘Het Spiegel; geschiedenis van een villawijk 1874 – heden, uitgeverij Van Wijland, 2010.
- Paul Schneiders, Buitengewoon Bussum deel 2. ‘Een villadorp in benarde tijden 1914 – 1945’. Boekhandel LOS BV, 2006.
- Paul Schneiders, ‘Onvergetelijk Bussumers.’ Tadorna Media, 2012.